1280
J. H. Meerwaldt, “Gebruiken der Bataks in het maatschappelijk leven,” Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendelinggenootschap, xlix. (1905) pp. 123, 125.
1281
J. E. Neumann, “Kemali, Pantang en Rĕboe bij de Karo-Bataks,” Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, xlviii. (1906) p. 510.
1282
C. Hupe, “Korte Verhandeling over de Godsdienst, Zeden, enz. der Dajakkers,” Tijdschrift voor Neêrlands Indie, 1846, dl. iii. pp. 249 sq.
1283
“De Dajaks op Borneo,” Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendelinggenootschap, xiii. (1869) p. 78; G. A. Wilken, Handleiding voor de vergelijkende Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, p. 599.
1284
R. Shelford, “Two Medicine-baskets from Sarawak,” Journal of the Anthropological Institute, xxxiii. (1903) pp. 78 sq.
1285
M. C. Schadee, “Bijdrage tot de kennis van den godsdienst der Dajaks van Landak en Tajan,” Bijdragen tot de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlandsche-Indië, lvi. (1904) p. 536.
1286
A. C. Kruijt, “Een en ander aangaande het geestelijk en maatschappelijk leven van den Poso-Alfoer,” Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendelinggenootschap, xl. (1896) pp. 273 sq. The word for taboo among these people is kapali. See further A. C. Kruijt, “Eenige ethnographische aanteekeningen omtrent de Toboengkoe en Tomori,” op. cit. xliv. (1900) pp. 219, 237.
1287
G. A. Wilken, Handleiding voor de vergelijkende Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, pp. 599 sq.
1288
G. A. Wilken, “Bijdrage tot de Kennis der Alfoeren van het Eiland Boeroe,” p. 26 (Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, xxxvi.). The words for taboo among these Alfoors are poto and koin; poto applies to actions, koin to things and places. The literal meaning of poto is “warm,” “hot” (Wilken, op. cit. p. 25).
1289
J. H. W. van der Miesen, “Een en ander over Boeroe,” Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendelinggenootschap, xlvi. (1902) p. 455.
1290
N. P. Wilken and J. A. Schwarz, “Allerlei over het Land en Volk van Bolaang Mongondou,” Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendelinggenootschap, xi. (1867) p. 356.
1291
C. F. H. Campen, “De godsdienstbegrippen der Halmaherasche Alfoeren,” Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, xxvii. (1882) p. 450.
1292
K. F. Holle, “Snippers van den Regent van Galoeh,” Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, xxvii. (1882) pp. 101 sq. The precise consequence supposed to follow is that the oebi (?) plantations would have no bulbs (geen knollen). The names of several animals are also tabooed in Sunda. See below, p. 415 (#x_23_i27).
1293
Above, p. 332 (#x_19_i21).
1294
Th. J. F. van Hasselt, “Gebruik van vermomde Taal door de Nufooren,” Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, xlv. (1902) pp. 278 sq. The writer explains that “to eat well” is a phrase used in the sense of “to be decent, well-behaved,” “to know what is customary.”
1295
M. Krieger, Neu-Guinea, pp. 171 sq.
1296
K. Vetter, in Nachrichten über Kaiser Wilhelms-Land und den Bismarck-Archipel, 1897, p. 92. For more evidence of the observance of this custom in German New Guinea see O. Schellong, “Über Familienleben und Gebräuche der Papuas der Umgebung von Finschhafen,” Zeitschrift für Ethnologie, xxi. (1889) p. 12; M. J. Erdweg, “Die Bewohner der Insel Tumleo, Berlinhafen, Deutsch-Neu-Guinea,” Mittheilungen der Anthropologischen Gesellschaft in Wien, xxxii. (1902) pp. 379 sq.
1297
B. A. Hely, “Notes on Totemism, etc., among the Western Tribes,” British New Guinea, Annual Report for 1894-95, pp. 54 sq. Compare M. Krieger, Neu-Guinea, pp. 313 sq.
1298
Reports of the Cambridge Anthropological Expedition to Torres Straits, v. 142 sq.
1299
Dr. Hahl, “Über die Rechtsanschauungen der Eingeborenen eines Teiles der Blanchebucht und des Innern der Gazelle Halbinsel,” Nachrichten über Kaiser Wilhelms-Land und den Bismarck-Archipel, 1897, p. 80; O. Schellong, in Zeitschrift für Ethnologie, xxi. (1889) p. 12.
1300
P. A. Kleintitschen, Die Küstenbewohner der Gazellehalbinsel, pp. 190, 238.
1301
Rev. W. O'Ferrall, “Native Stories from Santa Cruz and Reef Islands,” Journal of the Anthropological Institute, xxxiv. (1904) pp. 223 sq.
1302
Father Lambert, “Mœurs et superstitions de la tribu Belep,” Missions Catholiques, xii. (1880) pp. 30, 68; id., Mœurs et superstitions des Néo-Calédoniens (Nouméa, 1900), pp. 94 sq.
1303
R. H. Codrington, The Melanesians, pp. 43 sq.
1304
E. J. Eyre, Journals of Expeditions, ii. 339.